Huurauto

Het eerste dat ik had geboekt, was de vlucht. De rest kwam later wel. Hostel voor de eerste nacht, hotel voor de laatste nacht. En één of twee campings voor de eerste dagen dat ik nog rond zou lopen in ‘drukke’ gebieden. En een huurauto natuurlijk, want er zijn geen openbaar vervoeropties naar het loopgebied. En het gaat misschien wel lukken om een taxi te nemen er naartoe, maar omdat in het loopgebied geen mobiel bereik is, is er geen mogelijkheid om een taxi terug te regelen. Kortom, een huurauto is noodzaak.

Maar wat schetste mijn verbazing? Huurauto’s zijn niet te betalen in Calgary. De goedkoopste optie voor 3 weken was ruim $4000 CAD, ofwel zo’n €2700. Voor de vlucht had ik minder dan de helft betaald…

Dit werd echt zo’n dingetje dat ik in de maanden voor vertrek maar voor me uit zat te schuiven. Misschien toch een taxi proberen? En dan afspreken dat ze me 3 weken later op een afgesproken tijdstip weer komen ophalen? Geeft niet heel veel rust eigenlijk. En de reviews van de taxibedrijven in de buurt zijn belabberd.

Elke paar weken keek ik weer eens naar de prijzen van huurauto’s. En telkens weer bleek dat ze nog steeds onbetaalbaar waren. Tot 11 april. Toen waren de drie beste opties opeens deze:

En voor alle duidelijkheid: het lijstje ging verder met allemaal auto’s die duurder waren dan $4200. Vol ongeloof keek ik naar het lijstje. Zó goedkoop? Voor 3 weken? Dat moet wel een foutje zijn.
En toen dacht ik: waarom niet. Betalen hoeft pas ter plekke, dus ik loop geen financieel risico. Dus ik heb de auto bij Enterprise gereserveerd. Ik kreeg nog korting (had eerder een auto bij hen gehuurd) en kreeg de bevestiging dat ik een auto had voor zo’n $225. €150 voor 3 weken. Ofwel ruim 95% korting – te mooi om waar te zijn.

En dat ging knagen. Als iets te mooi is om waar te zijn, dan … is dat het ook, zegt de volkswijsheid. En dus had ik nog steeds niet de zekerheid dat ik een huurauto had en zo ja, tegen welke prijs.

Een week of zo voor vertrek kwam er wat meer duidelijkheid. Ik kreeg een mailtje van Enterprise: u heeft een auto gehuurd tegen een promotional rate. Let op dat als u iets wil wijzigen, dat dat dan tegen de normale tarieven gaat. Dat mailtje gaf enerzijds hoop: het suggereerde dat ik ‘m mee ging krijgen. Maar het leverde anderzijds net zo hard nieuwe onzekerheden op, want ik ging natuurlijk nooit precies op tijd de auto kunnen ophalen. Zou ik ‘m nog meekrijgen als ik een uur vertraging heb? En geldt het tarief ook nog als ik de auto een paar uur te vroeg inlever?

Fast forward naar de aankomstdag, 9 juli. Vliegtuig landde mooi op tijd, maar de bagage duurde eindeloos. Uiteindelijk was ik bijna een uur te laat bij de verhuurbalie. Best wat stress, maar alles was in orde. Geen enkel probleem. Wow. Ik heb nog even alle mogelijke verzekeringen erbij genomen (wilde niet dat ze achteraf allemaal schades zouden zien), wat wel betekende dat ik uiteindelijk €650 kwijt was voor de auto. Verzekeringen zijn duur. Maar ik kreeg de garantie: ‘You only have to throw the keys at us and you’re good’. Dat gaf de rust die ik nodig had.

Bij het ophalen van de auto kreeg ik de vraag of ik het ook goed vond om een ander type auto mee te krijgen. Een Volkswagen Jetta (2021). Dat vond ik prima, want ik dacht toch alleen naar het trailhead te hoeven rijden en weer terug. Alleen geasfalteerde wegen.

Dirt roads

De trip liep wat anders. Na een week was ik alweer terug bij de auto en reed ik naar een ander trailhead, inclusief maar liefst zo’n 60 kilometer onverharde wegen. En onverharde wegen zijn daar soms van zand, maar vaker van steentjes. Soms kleine steentjes en soms ook steentjes tot wel zo’n 5 cm groot. Daar is zo’n sedan niet voor gemaakt. En de banden ook niet – en dat voel je!

Waarschuwingsborden genoeg. Overigens staan er niet altijd van dit soort borden. Soms zie je de rotsblokken langs en op de weg liggen en weet je dat je in zo’n zone bent ;-). Maar het lastigste was dat de steentjes op de weg gewoon te groot waren voor de banden.

Al snel zag de auto er zo uit :-D, ook al reed ik rustig, heel rustig.
Een indruk:

Het geluid dat je hoort is het onkruid dat onder de auto door schuurt.

Wat kan nog wel en wat echt niet met een VW Jetta op straatbanden?

Ik had dus niet echt een geschikte auto voor de wegen waarop ik reed en dacht geregeld: ik had tóch die mini-SUV moeten nemen. Al weet ik ook niet hoeveel beter een Hyundai Kona op deze wegen zou zijn geweest.

Dit kon de Jetta prima. Uiteraard niet ín de geul gaan rijden, maar er overheen gaan alsof het een tramrails is waar je met fiets overheen gaat. Wel moest ik af en toe even uitstappen om te zien hóe ik dat het beste kon doen :-).

Deze modderpoel bleek een grotere uitdaging. Op de foto zit de auto vast in de modder. En op zo’n moment ben je toch echt op jezelf aangewezen – ik was die dag nog niemand tegengekomen en uiteraard was hier geen mobiel bereik. Ik ben lang bezig geweest om ‘m los te krijgen; iets van een uur of zo. Eerst door takken en stenen onder de voorwielen te duwen en daarover te willen rijden, maar dat werkte niet.

Dit werkte wel: de auto opkrikken en stenen onder (en achter) de wielen leggen. Daarna de plas water (bleek helemaal niet zo diep) met wat vaart benaderd en verder gereden.

Maar helaas, op enkele momenten moest ik mij (of eigenlijk de auto) toch echt gewonnen geven. Dit was zo’n moment.

Doorrijden kón wel, maar dan zouden de bossages aan beide kanten gaan langs de auto gaan schuren. En dan mag ik nog zo’n goede verzekering hebben, expres schade maken vond ik geen goed idee. Op een ander moment ben ik omgedraaid omdat er een écht diepe plas lag en ik niet nogmaals vast wilde komen zitten.

Ik ben naar meerdere trailheads gereden, over naar schatting zo’n 250 km aan onverharde wegen. En bij zo’n trailhead zet ik de auto neer voor een periode van enkele dagen tot een week. En dan is het wel goed om de auto te beschermen tegen ongedierte: stekelvarkens. Die houden van rubber. En wat is er van rubber aan een auto? Stukjes van de remleidingen. Dus ter bescherming pakte ik de auto in in kippengaas. Best een puzzeltje, want ik wilde natuurlijk voorkomen dat de auto erdoor zou worden beschadigd. En dat ziet er dan zo uit:

Einde van een lange dag autorijden. Tent staat al klaar; auto ingepakt.

En dan het inleveren van de auto. De avonturen hadden hun sporen achtergelaten op de auto: een kleine barst en enkele kleine sterretjes in de voorruit en verder had de zijkant van de auto toch ook wel wat (lichte) schade: een klein deukje, wat kleine chipjes verwijderde verf en wat krassen in een zijruit. Een beetje gespannen reed ik de parkeergarage in om de auto in te leveren. De auto werd (schijnbaar) goed nagekeken, maar tot mijn verbazing werden de schades allemaal over het hoofd gezien. Op deze manier is het wel leuk om een auto in te leveren.

Eindelijk weer naar de Canadian Rockies!

Tja, Covid heeft tot meer uitstel geleid dan me lief is. Eigenlijk wilde ik in 2020 alweer terug, maar dit jaar gaat het er eindelijk weer van komen: hiken in de Canadian Rockies, opnieuw in het Height of the Rockies provincial park, British Columbia.

Ik ben zeker ietsje ouder geworden, en heel misschien ook ietsje wijzer 😇. Ik ga niet opnieuw de Northover Ridge trail lopen, al was het maar omdat ik nog steeds de angst herleef als ik terugdenk aan het moment dat ik plat op die bergkam lag, met aan elke zijde een arm en niet voor- of achteruit durfde. En nog een aanpassing: ik neem ditmaal een satelliet communicator mee. Zo eentje met een grote SOS-knop.

Dit is de bedoeling:

Let’s bag some Munros!

Ofwel, laat ik enkele bergen in Schotland gaan beklimmen. Inmiddels begint de vakantie wat vorm te krijgen. Mag ook wel, ik vertrek morgenochtend al. Hoe het eruit moet zien? Mooie vergezichten, alleen met de natuur, uitdagende bergwandelingen, bergkammen, wildkamperen, en liefst natuurlijk goed weer.

In vergelijking met de Canadian Rockies is het makkelijker voorbereiden: inpakken is minder gedoe omdat ik niet hoef te vliegen (ik neem de auto). Ook het kamperen is eenvoudiger – eten ophangen hoeft niet, ik hoef geen bear spray of bear bangers te kopen. En, wat ook wel een beetje jammer is: ik zal veel dichter bij de bewoonde wereld zijn en dus geregeld wél telefoonbereik hebben.

Maar deze trip brengt toch ook wel enkele nieuwe uitdagingen. Waar ik het meest mee in mijn maag zit is de weersverwachting:

Woensdag 22 juli is de eerste dag dat ik ga lopen…

De mountain cabins (‘bothies’) blijken (1) dungezaaid en (2) ze zijn allemaal dicht:

‘Tuurlijk! Het zal toch eens niet.

Overigens las ik ook nog ergens dat wildkamperen ook niet is toegestaan, omdat de volgens de huidige regels alle overnachtingen vooraf gereserveerd moeten zijn (en de wilde natuur heeft geen telefoonnummer 😉 ). Goed, laat iemand mij maar ’s avonds laat van de berg afschoppen denk ik dan.

Ik dacht eraan om in twee gebieden te gaan lopen. Central (Western?) Highlands en de North-Western Highlands. Twee indicatieve kaartjes:

De paarse ster is de parkeerlocatie (Lower falls car park)
Wederom is de paarse ster de plaats om te parkeren (57.49785,-5.27457). Dit kaartje is wel erg ruw. Ik zie wel waar ik ga lopen.

Het is me nog niet gelukt om bothies te vinden die niet door Mountain Bothies Association worden gemanaged. Die zijn namelijk allemaal dicht. We zullen zien. Ik zal toch de meeste nachten in mijn tent slapen denk ik zo.

Nog even een overzichtskaartje (de route, met de auto, van het ene loopgebied naar het andere)

Schotland dan maar?

Mijn plannen voor de zomervakantie in Canada vielen in duigen. Had iets te maken met een virus. In februari had ik gelukkig een vooruitziende blik en besloot ik om nog maar geen vlucht naar Canada te boeken. Inmiddels is duidelijk dat het er ook écht niet meer in zit. So I’m not going to the gates of heaven this year, maar wat nu?

Noorwegen wil geen Nederlanders ontvangen, in de Alpen mag niet wild gekampeerd worden. Oost Europa is me te warm in de zomer. Corsica ook. Maar Groot Brittanië is wél open. Schotland it is!

Inmiddels heb ik me een beetje ingelezen. Ik weet inmiddels dat de hogere bergen (>3000 voet) ‘Munros’ heten. In vergelijking met de Canadian Rockies zijn de bergen in Schotland meer afgevlakt. Dat is in ieder geval het geval in nationaal park Cairngorms. En een nationaal park klinkt me wel handig – is vast makkelijk om wild te kamperen.

Maar ik heb een wat ongemakkelijk gevoel. Een beetje ‘het moet dan maar’. En dat is natuurlijk niet de bedoeling van een vakantie. En daarbij wil ik ook niet iemand zijn die neerkijkt op een ervaring als wandelen in de Schotse hooglanden. Maar toch betrap ik mijzelf er telkens weer op dat ik denk: zo indrukwekkend zien die bergen er niet uit.

Zo maar een foto van de omgeving.

Dus maar eens wat ervaringen van anderen opgesnort op een forum over wandelen in Schotland. En wat zeggen die enthousiastelingen over hiking in Cairngorms? “I find the Cairngorms dull beyond belief. I […] found it so uninspiring I chose to listen to cricket instead”, “utterly uninspiring and the only fun bits were the scree descent” “for masochists”. Huh? En hoewel er best ook voorstanders waren van hiking in Cairngorms, leek de meerderheid te vinden dat het gebied in het westen van Schotland toch echt mooier is. OK, dan ga ik nu een leuke tocht in de bergen in het westen van Schotland zoeken ;-).

Dag 4 – Soms moet je gewoon je verlies nemen

Opstaan, douchen, ontbijten, uitchecken. Om 11:00 uur loop ik naar de bushalte.

Blik op de brug vanuit de haven

Terwijl ik op de bus wacht, regent het al lichtjes. De regen wordt erger nadat ik in de bus ben gestapt. Sneeuwprut op straat; laaghangende bewolking. Nee, dit was inderdaad geen goede dag geweest om te gaan hiken. Ik ben verslagen door de weersomstandigheden, maar het voelt niet als een nederlaag of zo. Tegen slecht weer kan je immers niets doen.

Mijn bagage wordt ingeladen. Het voelt prima om binnen te zijn met dit weer

De vluchten terug waren opnieuw uneventful.

SAS 4417 kort na vertrek – met dank aan Lidi voor het screenshot

Evaluatie
De eerste dagen waren super. Overdag was het heerlijk om te lopen, zo lang het droog was althans. Gaandeweg de trip zag ik mijn opties afnemen. Het was te koud om comfortabel in de tent te slapen. Daardoor was ik aangewezen op hutten, die er in het loopgebied vrijwel niet zijn. De beperkte transportopties maakten het vervolgens onmogelijk om op één dag heen en terug te gaan naar bijvoorbeeld de Steindalbreengletsjer. Het beroerde weer vanaf maandagavond was al met al de belangrijkste factor: ik had geen zin om in de regen te lopen.
Kortom, op de bucketlist blijven staan: noorderlicht zien en op een gletsjer lopen. Komt allebei nog wel ;-).

Dag 3 – hóe druk wordt het hier? Doei!

Ik heb een heerlijke nacht gehad. Met twee houtkachels aan is het lekker warm worden. Om 07:00 uur wakker. Het water is inmiddels op en dat moet ik nog wel ergens aanvullen. Er ligt niet genoeg sneeuw om makkelijk sneeuw te kunnen smelten (wel als het echt moet), maar er schijnt een watervoorziening te zijn:

Ik loop de diverse paden af rondom de hut en vind een afgesloten stalen koker van 75 cm doorsnee, die diep de grond in is geboord. De sleutel past en op een meter of 3 diepte zie ik water. Met een emmer aan een touw haal ik water op en in de hut filter ik het. Ik steek de kachel weer aan en drink een kop koffie.
Uit het hutlogboek blijkt dat deze hut veel wordt gebruikt. In de afgelopen dagen kwamen hier meerdere mensen op een dag. Ik moet er dus op rekenen dat ik hier elke dag mensen ga tegenkomen. Wel zijn de weekenden duidelijk drukker dan door de week. Gezien de slechte weersverwachting voor morgen en overmorgen verwacht ik die dagen eigenlijk niemand (als ik zo lang blijf). Gaandeweg de ochtend gaat het miezeren. Ik besluit dat ik nog een nacht in de hut ga blijven en met dit weer verwacht ik eigenlijk ook vandaag niemand. Ik geef mijn voeten rust; het wordt een recoupereerdag.

Prima toeven hier.

Vlak voor 12 uur hoor ik stemmen. Twee vrouwen. Ze komen binnen, zeggen hey en lopen direct door naar één van de kachels, mij verder negerend. Ze vertellen me dat die kachel niet aan had gemogen; de rook komt naar binnen. Nietwaar. Goed, maakt niet uit. Ik zeg sorry en leg uit dat ik het papier dat op de kachel lag en in het Noors uitlegde dat gebruikers voorzichtig moesten zijn, wellicht verkeerd had begrepen.
Ze vertellen dat er vanavond 15 mensen komen; tot 21:00 of 22:00 uur. Oei, zo groot is deze hut niet! Tijd om te gaan dus.

Ik bekijk mijn opties. De internetverbinding is slecht; GPRS. Duurt eindeloos. Ik kan niet naar een andere hut lopen vandaag. Die zijn allemaal te ver weg. Wel gaat er overdag nog één bus, vlak na 15:00. Die bus gaat naar Lyngseidet, 10 kilometer noordelijker. Ik zoek daar in de buurt naar hutten waar ik zou kunnen overnachten. Helaas, geen enkele hut heeft slaapplaatsen.
Ook langs de route van een aansluitende bus naar Tromsø zijn geen goed bereikbare hutten. De enige optie ligt zo’n 7,5 kilometer van de route – en ik zou pas om 16:45 aan dat traject kunnen beginnen. Dan is het al donker aan het worden. Nee, ook die hut is geen optie. Ik besluit dat ik dan maar terug ga naar Tromsø en van daaruit – morgen – ga kijken wat mijn opties zijn.

Uitzicht vanuit de bus

De bus neemt een veerpont. Terwijl we daar tussen de auto’s staan, krijg ik een idee: zou ik wellicht alsnog een auto kunnen huren? Daarmee zou ik naar de voet van het trail naar de Steindalbreen gletsjer kunnen rijden én zou ik daarna ook nog wel een hut kunnen bereiken. Even later realiseer ik me dat ik mijn rijbewijs niet bij me heb. Grr.

’s Avonds, in de veel te kleine hotelkamer, bekijk ik mijn opties – ik heb eindelijk 3G bereik, dus het wil wat vlotten. Grootste probleem is de weersverwachting:

Als ik morgen (dinsdag) ergens heen wil, zal ik de hele dag in de regen moeten lopen. De heuvels ten oosten van Tromsø zijn mijn beste optie. Er zijn enkele hutten en eventueel kan ik de kabelbaan naar boven nemen, zodat ik niet 500 meter omhoog hoef te glibberen door de modder. Maar dan nog is het 8 km lopen naar de dichtstbijzijnde hut. In de stromende regen. Ook een dag langer in Tromsø blijven en dan gaan lopen biedt geen soelaas: pas woensdag later in de middag belooft het droog te worden. Tja, hiervoor ben ik hier niet gekomen. Ik besluit om mijn verlies te nemen: ik boek een ticket naar huis.

Dag 2 – naar Seidihytta

Om 09:10 oid begin ik met inpakken. Ik maak nog snel een foto van de tent voordat ik ‘m afbreek.

Een stijf bevroren tent 😉

Om 10:08 ben ik geheel ingepakt en weer onderweg. Ik loop nog maar net, of ik zie een kleine blokhut aan de overkant van het meer. Nee, het zal toch niet????
Ik moet toch die kant op, dus ik kom er na een half uurtje langs.

Ja, het had een véél comfortabelere nacht kunnen zijn geweest… soit.

Jawel, het blijkt een openbare hut te zijn. Erg eenvoudig; voor 2 personen. Maar wat had dat een verschil gemaakt vannacht! Ik ga verder, kijk achterom en word even stil:

Lagofjellet vanaf het Gurgelameer. Wow.

Het is tijd om naar beneden te lopen. Ik wil om 15:00 uur beneden zijn; ik herinner me dat er om die tijd een bus gaat richting het noorden. Helaas moet ik het doen vanuit mijn geheugen, want GSM-bereik heb ik al niet meer gehad sinds gistermiddag. Ik zie een kleine kudde rendieren en het lukt om er een video van te maken. Ze zijn wel wat ver weg:

De route voor vandaag gaat vooral naar beneden. Niet steil; 500 meter daling over een afstand van 8 tot 10 km:

De route voor dag 2 – het eerste deel

Op de foto hierboven zie je ten noorden van de route een meer. En dat betekent weer een rivier, die ik over moet steken. Ditmaal is het een écht koude rivier en besluit ik dat ik geen natte voeten wil halen. Ik ga over het ijs lopen – en daarvoor heb ik stijgijzers bij me:

Meer ijs dan water, maar het was toch spannend om er overheen te lopen. Wat zijn die stijgijzers toch superdingen!

Op de route naar beneden – zonder stijgijzers, want die zijn onhandig op gewoon terrein – ga ik tot twee maal toe onderuit op glad ijs en bezeer ik mijn heupen en linkerknie. Niets serieus, maar wel vervelend.
Omstreeks 14:00 ben ik bij de bushalte in Oteren. Ik heb inmiddels weer 3G-bereik en zoek de bustijden na. De bus gaat niet om 15:00, maar om 16:40. Ik wil vandaag Seidihytta bereiken, een open hut waar ik wil overnachten:

Locatie Seidihytta ten opzichte van mijn locatie. Zo’n 30 km.

Om daar te komen, zal ik een half uur met de bus moeten rijden en daarna nog 3 km lopen. Kortom, ik verwacht daar pas om 17:45 aan te komen, in het donker (en in de kou!). Niet ideaal. Nadat ik een uur op de bus heb gewacht, spreekt iemand mij aan: of ik een lift nodig heb. En of ik geen warmere jas bij me heb. Ehh, nee, dat heb ik niet. En inderdaad, het is wel fris ja. Hij moet helaas de andere kant op, maar adviseert mij om te gaan liften. Met enige schroom doe ik dat. Zo wordt ik weer warm van het lopen en na een 45 minuten wordt ik opgepikt door … een taxi. Die zet een passagier af in Furuflaten en de taxichauffeur wil eigenlijk meteen weer terugrijden. Ik bied hem 200 kronen om nog 7,5 km verder te rijden en dat doet hij. De laatste 3 km loop ik in minder dan 45 minuten en om 17:00 ben ik in de blokhut genaamd Seidihytta.

Seidihytta

Yes! Houtkachels aangestoken, kleding en tent te drogen gehangen en lekker gegeten (niet alleen mijn eigen proviant; er lag ook nog tomatensoep en muesli in de hut). Life’s good.

Dag 1 – naar Gurgelameer via Nordkjosbotn

Ik word wakker in een warm bed en kijk uit het raam: er is een dun laagje sneeuw gevallen. Is dit wel een goed idee? Vast niet. Ik neem de bus, die stipt om 10:30 vertrekt. Vanuit de rijdende bus lukt het om enkele mooie plaatjes te schieten:

Het landschap is, na de lichte sneeuw van vannacht, op sommige stukken wel wat winters:

De hike begint super. Het trailhead is perfect aangegeven en de route gaat meteen stevig omhoog. Het is fijn om te beginnen op een bestaand trail. Het zonnetje schijnt en al snel loop ik lekkerder zonder jas – het wordt anders te warm. Helaas moet ik het trail op een gegeven moment verlaten; ik moet een andere richting op.
Ik ben nauwelijks off-trail, of het terrein wordt bijzonder: ik loop over een soort van bevroren moeras. Tussen het gras en wat berkenboompjes ligt een laag ijs, dat op sommige plekken bijzonder dun blijkt te zijn – ik ga er een paar keer doorheen, maar weet natte voeten gelukkig te voorkomen.

De gelopen route, van Nordkjosbotn (linksonder) naar het Gurgelameer (rechtsboven)

Ik kom bij een rivier (rood omcirkeld in het plaatje hierboven), die ik moet oversteken. Even twijfel ik nog: wil ik dit wel? Natte voeten halen tijdens zo’n winterse tocht? Ik heb niet eens een handdoek bij me.

Goed, sandalen aan en lopen maar. Het water was niet diep, maar de stenen op de bodem waren bijzonder glad en het water was een pak kouder dan de rivieren in Canada.

Ook aan de andere kant van de rivier houdt het moerasachtige landschap aan; meerdere kilometers. Leuk is anders en snel gaat het niet (telkens weer omlopen als het ijs te dun is).

Een blik terug naar het grote meer waar ik langs loop
Een blik vooruit, maar deze rivier hoef ik niet over. Voor de bergen waar de zon op schijnt, ga ik rechts.
De bodem is nog altijd meer ijs dan grond. Best tricky.

Omstreeks 16:30 kom ik aan bij het – bevroren – Gurgelameer. Ik zoek een plaats om de tent op te zetten. Best lastig, want ik loop weer over die bevroren moerasachtige ondergrond. Ik realiseer me: dat wordt nog wat om tentharingen de grond in te krijgen. Tot mijn verbazing tref ik een stroompje water dat dus niet helemaal bevroren is. Ik zet mijn tent op terwijl ik het snel koud krijg. Het lukt met enige moeite om enkele haringen de grond in te krijgen.

Het uitzicht vanaf de tent. Niet slecht 😉

Het wordt opvallend snel kouder. Enkele minuten na 5 uur ’s middag lig ik al in de tent in mijn slaapzak. Ik ga er nog even uit om een kopje soep te maken, in de hoop dat het me opwarmt. Het mag niet echt baten. Ik ga meteen weer in de slaapzak liggen en maak me klaar om te gaan slapen.

Het slapen in een tent bij min veel vraagt wel wat voorbereiding. Zo zal alles waar water in zit ín de slaapzak moeten worden bewaard (2 flessen drinkwater, het waterfilter, de lenzenbakjes). En verder moet ook alles met een li-ion batterij in de slaapzak (powerbank, telefoon, camera) – ook die houden namelijk niet van de kou. Kortom, ik slaap in een behoorlijk volle slaapzak.
Omdat het een prachtig heldere nacht is, hou ik hoop op het zien van het noorderlicht en zet ik elke twee uur de wekker. Ik kijk gedurende de nacht meerdere keren naar buiten, maar zie helaas alleen sterren en de maan tegen een gitzwarte achtergrond; geen noorderlicht.
Gaandeweg de nacht wordt het steeds kouder. Mijn voeten worden maar niet warm en tegen 03:30 begin ik in mijn slaapzak te bibberen. Geen goed teken.

De condens bevriest aan de binnenkant van de tent en valt soms naar beneden. Het sneeuwt dan in de tent ;-).

Ergens gedurende de nacht besluit ik om niet meer buiten te speuren naar het noorderlicht – daarvoor moet ik immers met mijn bovenlichaam uit mijn slaapzak en dat is wellicht geen goed idee. De laatste uren van de nacht zullen immers het koudst zijn. Op sommige momenten wil ik liefst ontsnappen uit de claustrofobische slaapzak, maar ik weet natuurlijk beter. Het is best een lange nacht.

Dag 0 – naar Tromsø

Ik zit normaliter tijdens de ochtendspits niet in de trein. Om depressief van te worden! Wat een verveelde gezichten. Ik ben gelukkig snel op schiphol, waar mensen al wat vrolijker kijken. Hoe komt dat toch ;-)? Ik vlieg via Oslo naar Tromsø. We landen in de regen. Hmm, daar was ik al wat bang voor. Al snel kom ik in het hotel.

Bij de receptie vraag ik na hoe het nou zit met de bussen. Ik heb bij mijn (beperkte) voorbereidingen vrijwel geen busverbindingen kunnen vinden naar het loopgebied, de Lyngen Alpen. Typisch vond ik één of twee busverbindingen per dag en helemaal geen (!) op zaterdag. Het antwoord van de receptionist verbaast mij: ‘Nee, klopt, op zaterdag gaan we hier niet met de bus.’ Ik ben even stil. Verwart hier iemand wellicht vraag met aanbod? Nou ja, maakt niet uit: het is bevestigt dat er vrijwel geen bussen rijden op zaterdag. Ik heb één busverbinding gevonden, die op zaterdag langs het meest zuidelijke puntje van de Lyngen Alpen rijdt. Die gaat het dus worden.

Ik vraag ook nog even na of ik in de Lyngen Alpen GSM-bereik mag verwachten. ‘Ja hoor, daar wonen gewoon mensen.’ OK, dat is fijn.

’s Avonds loop ik nog even door Tromsø. Het is gelukkig even droog. Ik loop over de brug naar de andere oever (Tromsø is op twee oevers gebouwd). Er staat weinig wind en ik word misselijk van de stank van dieselauto’s die naast mij op de brug rijden. Later ruik ik ook de vele houtkachels. Het geeft misschien een nostalgisch gevoel, maar gezond is het allemaal niet. Toen ik terug in het hotel kwam, had ik letterlijk een vieze smaak in mijn mond van de vervuiling. Tja, hier moet veel gestookt worden om het aangenaam warm te krijgen.

De Ishavskatedralen in Tromsø.

Hee, het is eind oktober tóch koud boven de poolcirkel…

Ja, klinkt dom he? Die uitspraak vraagt om uitleg. Het zit zo. Ik volg al een tijdje de weersverwachting in Tromsø. En daaruit leidde ik af dat het juist verrassend warm is daar. Nou ja, warm. Niet erg koud in ieder geval. Zo ziet de weersverwachting er vandaag uit:

Weersverwachting Tromsø komende dagen

Valt mee toch? Temperaturen rond het nulpunt en mogelijk wat regen. Uiteraard wist ik dat het hoger op de bergen wel wat kouder zal zijn, maar ik heb zojuist pas bedacht dat het wel goed is om na te kijken hoevéél kouder het daarboven is.
Na wat zoekwerk trof ik de weersverwachting aan van het hoogste punt van het loopgebied, de berg Jiehkkevárri – u allen ongetwijfeld bekend ;-). En die weersverwachting ziet er toch ietsje anders uit. Ietsje.

Toch maar een muts kopen ;-).
Maar serieus: dit is toch wel even schrikken. Nu weet ik wel dat ik ook weer niet bovenop de hoogste piek mijn tentje ga opzetten, maar ik zal toch rekening moeten houden met matige vorst, zowel overdag als ’s nachts. Ik zal dus wat extra maatregelen moeten nemen om het warm te houden in de nachten. Verder zal ik moeten bedenken hoe ik sneeuw ga smelten om te filteren en te drinken, hoe ik voorkom dat mijn waterfilter bevriest en wat ik ga doen met mijn lenzen (die zitten ook in bakjes met wat zoutoplossing).