Het was duidelijk: Yesterday I bit off more than I could chew. Ik besloot om vandaag in Beatty lake te blijven. Een recoup-dag. Het was prachtig weer; het meer was idyllisch:
De andere gasten vertrokken allemaal in de ochtend. Het grootste deel van de dag ben ik hier alleen. Een prima manier om weer bij te komen. Op een zeker moment hoor ik enkele paarden aankomen. Ik ga kijken en jawel: ruiters. Die had ik nog niet gezien hier.
Ze vertelden over hun ervaringen van de afgelopen dagen. Eén paard was enkele dagen ervoor van een trail gevallen, enkele malen over de kop, maar had het overleefd. Ook zeiden ze dat het trail tot Beatty lake erg steil was (ik ga dat morgen lopen; ben benieuwd).
Toen ik vertelde over wat ik al gedaan had en nog van plan was, reageerden ze verbaasd: ‘On your own? Wow, you are hardcore!’ Hmm, als deze mensen dat al zo zeggen, doe ik hier dan wel goed aan?
Daar sta ik dan. Na een steil skreefield en enkele sneeuwvelden te hebben bedwongen, ben ik boven aangekomen. Moe van de klim zit ik gehurkt, terwijl de stormwind mij van de berg probeert te blazen. Echt een natuurlijk reflectiemoment. Wat doe ik hier? Terug wil/kan ik echt niet. Naar beneden is immers nog enger dan naar boven. Maar doorgaan lijkt haast onmogelijk, al was het maar vanwege de wind. Na enkele minuten neemt de wind wat af en ik ga verder: verder omhoog de bergkam op.
Enkele moeilijke stukken worden afgewisseld met makkelijke. Afgezien van de snijdende wind gaat het even best goed. De wind, vanuit het westen (van links), voelt redelijk betrouwbaar en is niet extreem vlagerig. Een voorbeeld van een moeilijk stukje:
Soms moet ik even laag blijven of even pauzeren, om mezelf staande te kunnen houden. Soms zit ik even om uit te rusten. Ik heb zelfs even moeten kruipen omdat ik door de wind niet kon blijven staan (‘Als deze stenen maar niet loszitten.’). Ik bedenk me: dit had ik niet moeten doen. Mijn kinderen hebben mij nodig; ik moet wel thuiskomen! Ik ga uiterst behoedzaam door. Het is niet erg als het laat wordt; als ik maar aankom. Ik bleef me maar afvragen wat me nog te wachten stond: zou het trail nóg moeilijker worden?
Gaandeweg zie ik het wolkendek zich sluiten. De lucht wordt dreigender; er ontstaan donkere regenwolken. Af en toe slaan er – vrijwel horizontaal – wat dikke druppels in mijn gezicht. Ik maak enkele foto’s van wat er op mij afkomt:
Terwijl ik net weer een lastig stukje doe, zie ik verderop mensen die mijn kant op komen. De eerste mensen die ik zie sinds ik boven ben. Ik vraag hen: hoe moeilijk is het trail verderop? Zij zien het stukje dat ik net heb gedaan en zeggen: nee, zó moeilijk hebben we het nog niet gezien. Gelukkig! Ik heb de zwaarste stukken gehad! Mocht ook wel; ik had inmiddels al zo’n twee kilometer over de bergkam afgelegd.
Weer 100 meter verder was met een stapel stenen een plaats gemaakt om te schuilen. Ik rust even uit. Op dat moment zet de regen door. Ik trek snel mijn regenbroek aan en doe de regenhoes om de rugzak. Terwijl ik de rugzak op mijn rug probeer te krijgen, waait de regenhoes er meteen weer vanaf. Het blijft toevallig ergens aan vasthangen en ik kan ‘m grijpen. Dan maar zonder regenhoes.
Vanaf hier gaat het omlaag, best wel steil. De regen gaat over in hagel, dat door de wind nog steeds vrijwel horizontaal vliegt. Tot overmaat van ramp begint het ook nog te onweren. Nee! Ik sta hier op een bergkam, ik ben het hoogste punt. Ik moet van deze berg af!
Opeens gaat het snel. Achter mij doemen twee koppels op: één koppel dat dezelfde route heeft gevolgd als ik en het koppel dat ik kort ervoor was tegengekomen. Ze komen in een krankzinnig tempo van de berg af. ‘Dit is levensgevaarlijk. We moeten van de berg af!’ Ik loop niet zo snel over de natte skree en doe er alsnog een half uur over om de laatste paar honderd meter naar beneden te lopen.
Beneden aangekomen tref ik een gezin (5 volwassenen). Ze vertellen dat ze naar dit gebied zijn gekomen met als doel de Northover ridge. Vorig jaar waren ze hier ook al, toen zijn ze gestrand door slecht weer. Nu zaten ze te dubben of ze nog konden gaan. Anders kregen ze pas volgend jaar weer een kans. Ook zeiden ze dat ze jarenlange ervaring hadden met hiken – en deze trail stond al lang bovenaan hun lijstje. Ik vertelde over mijn ervaringen (‘This was too much’, ‘The weather tried to kill me’ – dat soort bewoordingen), wens ze succes met hun beraadslagingen en ga verder.
Later komen ze mij weer voorbij. Duidelijk teleurgesteld hebben ze het enige zinvolle besluit genomen. ‘Nobody will be doing that trail today anymore. Better luck next year.’ Ik was één van de 5 mensen die de trail hadden kunnen lopen vandaag.
We liepen samen naar de camping bij Beatty Lake. Onderweg zagen we op grote afstand een grizzly. Ik heb een foto gemaakt, maar kan ‘m er niet meer op terugvinden. Kortom, het was erg ver weg. ‘That’s how we like to see them: at a great distance!’
Aangekomen op de camping in Beatty lake, bleek deze vol te zijn (er waren in totaal 4 kampeerplaatsen). Ik vond alsnog een geschikt plekje voor mijn tent. Moe begin ik aan het opzetten ervan. Op dat moment komt er iemand aangelopen, die zegt: ‘Camping permits please’. De moed zakt me in de schoenen. Wat nou permits? Hier hoef ik geen reservering te hebben, ik ben in British Columbia! Ik vertel dat en gelukkig vertellen de andere kampeergasten hetzelfde verhaal. De kampeerwacht, zelf uit Alberta, was door gasten gevraagd om permits te controleren, omdat er nog een groep aan kwam die ook nog ging kamperen. Het bleek allemaal een storm in een glas water. Ik zette mijn tent op en sprak wat met de andere gasten. Toen ik over de grizzly vertelde, zei iemand: ‘Ik hike al 20 jaar in dit gebied en heb nog nooit eentje gezien.’ Het begon me te dagen dat dit een dag was geweest met wel enkele heel bijzondere ervaringen. Om 19:00 lag ik in mijn tent en al snel sliep ik. Wat een dag.
Wat heeft het hard gewaaid vannacht. En vandaag overdag is het al niet veel beter. Wel is het weer een zonovergoten dag. Fijn. Ik heb vooralsnog geluk met het weer deze vakantie! Vandaag staat de Northover ridge op het programma. Dit is waar ik naar uit heb gekeken: kilometers lang lopen over een bergkam. On top of the world, baby!
Er zijn twee routes. De ene begint al ten zuiden van Mount Northover en gaat vlak langs de hoogste piek. Laatstgenoemde gaat eerst door het dal waar ik heb overnacht pas van daar uit naar de bergkam. Ik besluit om te gaan voor de hoogste route. Hoger is beter, toch? Daarvoor moest ik een lastige klim doen, want er is geen trail tussen beide routes en helemaal naar het begin teruglopen was wel erg ver (en daarmee zou ik weer langs de haast verticale rotswand moeten lopen bovenaan de pas – en dat wilde ik niet nog eens hoeven doen). Bovenaan aangekomen liep ik een stukje over de bergkam, maar ik raakte het trail kwijt. Ik besloot om terug te gaan. Ik kwam hier niet om te klimmen, maar om te hiken. Én ik vond het te gevaarlijk om dit stuk te klimmen. Ik ben weer teruggegaan naar het lager gelegen pad en kwam dus enkele uren later weer langs de plaats waar ik heb overnacht. Grr.
Het trail gaat over sneeuwvelden. Dat was nieuw voor mij. En is nog best lastig. Elke voet moet je goed diep in de sneeuw vastzetten, anders glij je weg. En zelfs als je dat doet, gebeurt dat soms. En die sneeuwvelden zijn behoorlijk steil. Ik heb deze sneeuwvelden gelopen, maar ook deels erlangs geprobeerd te lopen, over het skree. Dat kende ik ten minste. Inmiddels vind ik sneeuw makkelijker om op te lopen dan skree, maar dat was op dag drie nog niet het geval. Het was spannend om zo naar boven te lopen.
Bovenaan bleek een ware westerstorm te woeden. Op sommige momenten kon ik mijzelf niet staande houden, zelfs niet met beide stokken diep in de grond. Ik heb een tijdje op mijn hurken gezeten, maar wilde wel door. Toen de wind iets ging liggen, ging ik verder, de bergkam op. Hee, terug ging ik zeker niet!
In de uren die volgden heb ik – vaker dan me lief is – spijt gehad van dit besluit om door te lopen.
07:30 op. ’s Nachts best wat spierpijn en wat kramp gehad. Tja, ik ben dit ook niet gewend natuurlijk. In het originele plan zou ik vandaag naar de top van Mount Marlborough klimmen. Netto zo’n 800 meter omhoog. Na de afdaling zou ik dan over een pas lopen net ten zuiden van Northover mountain om naar het achterliggende dal te komen; de slaapplaats voor de tweede nacht. Ik liep in de richting van Mount Marlborough, maar keek af en toe naar de pas die ik daarna zou moeten lopen. Die zag er ook best uitdagend uit. Met de les van gisteren in het achterhoofd, heb ik me bedacht en besloot ik om alleen de pas te lopen vandaag. Het ging een kort dagje hiking worden.
Ik liep de pas omhoog. Best lastig nog, weer over een skreefield. Ik dacht op grote afstand enkele beren te zien, maar ben daar niet zeker van. Op sommige stukken raakte ik het trail kwijt, maar vond het telkens weer tijdig terug. Vlak voor het hoogste punt van de pas moest ik klimmen langs een steile wand. Vallen was geen optie (20 meter recht omlaag). Doodeng. Nét even te spannend om te doen met een rugzak van 25 kg op mijn rug. Het uitzicht direct daarna maakte het echter de moeite waard:
Met het oversteken van de pas, was ik nu niet meer in Alberta, maar in British Columbia (‘B.C.’). En dat betekent dat ik hier wild mag kamperen. Ik heb mijn tentje rond het middaguur opgezet rechts van het meertje; op een plateau zo’n 15 meter boven het meer. Water kwam vandaag niet uit een riviertje. Ik heb sneeuw gesmolten. Werkte ook prima.
Wat minder goed lukte, was het ophangen van het eten. Niet alleen waren hier geen bomen, er was ook geen overhangende rots te vinden. Ik heb het eten uiteindelijk maar begraven in het skreefield. Diep genoeg om knaagdieren buiten te houden (er liepen hier hoary marmots rond), maar als een beer het zou vinden, zou het weg zijn. Maar goed, dat is beter dan het in de tent te bewaren.
Beetje bang voor beren op de weg ;-), reed ik naar het begin van de route. Om 09:00 uur doe ik de rugzak om, me bedenkend dat dit een dag wordt met veel ‘firsts’ – ik heb nog nooit eerder zoiets gedaan.
De eerste dag begon eenvoudig. De eerste acht kilometer waren een beetje heuvelig, lopend rondom het Upper Kananaskis lake.
Ik begon er vertrouwen in te krijgen: dit gaat wel lukken. Dat optimisme was van korte duur. In de middag werd het een echte uitputtingsslag. Ik had de eerste dag een klim van in totaal 900 meter ingepland. En omhoog lopen is zwaar! Ik liep over ‘skreefields’: losse steentjes die telkens wat glijden als je erop gaat staan. Één stap omhoog, halve stap naar beneden glijden. Erg zwaar.
Laat op de middag kom ik aan op de kleine camping (zes kampeerplaatsen). De enige andere campinggasten zijn een gezin, waarvan de vader een voormalige Banff-parkwachter is. Hij wist mij te vertellen dat er een grizzly met welp in de buurt rondloopt. Hij had de sporen gezien. Goed, al het eten ging toch in de bear-proof containers die op de camping aanwezig waren. Ik zet mijn tent op en lig om 9 uur op bed.
De eerste dag is vooral nog gevuld met wat spanning. Het was beredruk op Schiphol. Ik heb bijna twee uur gewacht om de bagage af te kunnen geven. 35 minuten voor gepland vertrek ligt mijn bagage op de band. ‘We weten niet of het lukt om het nog aan boord te krijgen.’ Oei. Zonder rugzak wordt dit een heel ander avontuur… Het bleek allemaal mee te vallen. De rugzak was netjes mee en kwam ongeschonden aan (een overzak was misschien wel handig geweest). Later begreep ik dat, drie uur na mijn vertrek, de kerosinekraan op Schiphol voor 9 uur dicht is gegaan door een storing. Ik was net op tijd weg blijkbaar ;-).
De huurauto ophalen. Ik gebruik ‘m alleen om naar de trailhead te rijden en weer terug; totaal nog geen 400 km. Toch lukt het de mensen bij Budget om mij voor een paar honderd euro aan extra verzekeringen aan te smeren. Ik was blijkbaar al behoorlijk moe. Grr. Omstreeks 17:00 Calgary in gereden (in de spits), op naar de Mountain Equipment Corporation, de MEC, alwaar ze de voorraden hebben die ik Nederland niet kon halen. Een schepje, een brandertje om de soep/koffie mee te verwarmen en natuurlijk bear spray en bear bangers. Bear spray is een spuitbus, te gebruiken als een beer of poema gevaarlijk dichtbij komt. Opgevoerde pepperspray zeg maar. En bear bangers zijn een soort rotjes, die je afschiet en die dan een harde knal geven. Beide zijn niet toegestaan in NL of op de vlucht naar huis, dus zal ik moeten achterlaten in Canada. Ik twijfel nog of ik een bear proof food canister meeneem, maar besluit dat het maar voldoende moet zijn om het eten beerveilig op te hangen in de nachten.
Het is 19:30 als ik Calgary eindelijk uitrij en anderhalf uur later kom ik aan in het hostel. Blij toe; volgens mijn interne klok is het immers inmiddels 05:00 uur – het is tijd om op bed te gaan! Ik pak mijn rugzak nog in en ga slapen in de slaapzaal, die ik – tegen de verwachting in – voor mezelf heb. Ik slaap wat licht, maar best goed.
Zo, en dit is wat ik werkelijk gedaan heb. Van de totale afstand heb ik ongeveer 10 kilometer/500 meter hoogteverschil niet zelf gelopen (lift gekregen). Kortom, daadwerkelijk gelopen: 132 km, 6.6 km omhoog en weer omlaag gelopen.
In vergelijking met de planning is vooral de noordelijke loop sterk ingekort. In de originele planning had ik al opgenomen dat ik wellicht een andere route zou zoeken vanaf Ralph Lake naar Banff; dat heb ik ook gedaan. De route zou te zwaar zijn geworden. Het zou hebben betekent dat ik 30+ kilometer over reguliere wegen zou moeten hiken en dat is niet alleen minder leuk, het is ook extra zwaar omdat je bij elke stap precies dezelfde drukpunten creëert; dé manier om te zorgen voor pijnlijke voeten / blaren. Bij hiken op trails is elke stap juist weer anders en dat geeft veel meer variatie qua belasting van de voet en is makkelijker vol te houden.
Kortom, de route is aangepast aan de werkelijkheid / ervaring van de eerste dagen. Verder zorgde het inkorten van de route er ook voor dat ik meer tijd kon besteden op de idyllische plekjes die ik zo her en der ben tegengekomen.
Backpacken is nieuw voor mij. Er kan van alles fout gaan. Ik ben al even ingegaan op de risico’s. Dit stukje gaat over de risico’s waarover ik mij zorgen maak en/of onzeker over voel.
Mijn grootste zorg – by far – is dat ik het fysiek niet aankan. Mijn conditie is prima, maar misschien heb ik een veel te ambitieuze route gekozen. Vele van de trails die ik ga lopen, worden geclassificeerd als ‘hard’ en ‘alleen voor zeer ervaren hikers’. Dat is vast niet voor niets. Is het aanstelleritis? Waarom kunnen ervaren hikers het wel dan? Ga ik erop vastlopen? Of ga ik het misschien niet aankunnen? In totaal zit er zo’n 10.5 kilometer hoogteverschil in de route. Die afstand ga ik dus omhoog en weer omlaag lopen. Zo’n 90x de Eiffeltoren op (naar de 2e verdieping), in 13 dagen. 7x per dag gemiddeld. Best veel. En inmiddels denk ik dat ik beter voorbereid had kunnen zijn als ik niet aan het afvallen zou zijn. Wél koolhydraten, zodat mijn spieren glycoceen hebben om te verbranden. Goed bijeten om te zorgen dat mijn spieren er ook weer genoeg van aanmaken in rust. Wat als ik nu mijn eigen spieren aan het opeten ben? Ik ben blij met de weegschaal (nipt onder 90 kg), maar niet als dat komt doordat mijn spiermassa afneemt. Tja, ik kan nu niet meer switchen naar koolhydraatrijk eten voor de trip. Daar schrikt mijn lichaam echt te veel van.
Verder ben ik me behoorlijk bewust van mogelijke blessures. Ik mag geen enkel verstuiken voor vertrek! Ik mag niet ziek worden. En dat terwijl ik net ben gestopt met werken – iets dat wel vaker aanleiding is geweest om ziek te worden.
En wat ga ik doen in de avonden? Ik ga veel lopen per dag, maar wat doe ik ’s avonds? Misschien moet ik een boek meenemen.
Zo, dit ga ik wandelen. Best wat kilometers en best wat hoogteverschil, maar verspreid over 13 hele dagen en daarom volgens mij wel te doen. De routes op dagen 7 en 8 zijn nog niet zeker, omdat die buiten de nationale/provinciale parken lopen, over (grind)wegen. Moet beter kunnen. Wellicht zoek ik een andere route van nacht 6 (Ralph lake) naar nacht 10 (Bryant creek campground).
Voor mezelf: 24/25 jul 50.933811, -115.142681 (tel. +18667624122) 6/7 aug 51.079056, -114.167645 (tel. +14032471330)
Ik ben iemand die vaak te veel meeneemt op een trip. Dat kan nu niet. Als je alles twee weken lang op je rug gaat meesjouwen, wil je alleen datgene meenemen dat je echt nodig hebt.
Inmiddels heb ik vele avonden besteed aan het uitzoeken wat ik nodig heb (niet leuk). Er blijkt een hele industrie te bestaan rondom ‘zo licht mogelijk’: tenten, slaapzakken, slaapmatjes, loopstokken, rugzakken – en alles dat daarin mee gaat. En uiteraard: hoe lichter, hoe duurder. Kortom, er zijn vele keuzes te maken. Ben ik nog niet mee klaar, maar het lijkt erop dat het gaat lukken om het totaalgewicht onder de 25 kg te houden. En het leuke daarvan is, dat ik mét rugzak nog altijd minder weeg dan ik 5 jaar geleden woog zónder rugzak ;-). Dat, in combinatie met mijn inmiddels goede conditie, geeft vertrouwen dat ik dit fysiek aankan.
Ik heb nog niet precies uitgezocht wat ik aan eten ga meenemen. Ik eet al enkele maanden low-carb, dus koolhydraten gaan in ieder geval niet mee. Wel heel veel noten, wat chocolade (85% cacao; weinig koolhydraten dus) en soep. Eerder dacht ik eraan om salamiworsten mee te nemen, maar dat is wellicht geen goed idee omdat de sterke geur dieren aantrekt. Ik denk zo’n 3500 kcal. per dag mee te nemen, misschien iets meer. En ik wil het onder de 8 kg houden. Moet kunnen, want low-carb eten heeft relatief veel calorieën per kg.