Een typische achtbaan: langzaam omhoog, snel omlaag

Deze titel omschrijft de ontwikkeling van mijn gewicht sinds 2015 wel zo’n beetje. In perioden dat ik succesvol afval, gaat het ook snel. Helaas worden die perioden steevast gevolgd door lange periodes waarin ik weer langzaam aankom. Wel val ik telkens méér af dan ik aankom, dus netto gaat het de goede kant op ;-). Op dit moment (aug 2019) is mijn BMI 23, dus het ergste afvalleed is inmiddels wel geleden.

Het afvallen vergt nogal wat discipline. En discipline kan ik soms wel, en soms ook niet opbrengen. Het is ook een niet-stabiel evenwicht: zodra het afvallen goed gaat, raak ik meer gemotiveerd en gaat het afvallen beter. En als het niet zo goed gaat, ga ik juist weer eten. Ideaal is het niet.

De laatste tijd val ik af door weinig koolhydraten te eten. En dat werkt. Ik denk dat dat is omdat je na een tijdje nauwelijks nog een hongergevoel hebt. En zonder hongergevoel is het makkelijk(er) om een calorietekort te behouden. En dat laatste is noodzakelijk om af te vallen: minder calorieën eten dan je verbruikt.

The ‘Watershed moment’

Ik begon me in te lezen om erachter te komen op welke manier ik het beste kon afvallen. Wat is er veel onzin geschreven over gezond eten en wat zijn er veel tegenstrijdige adviezen! Gelukkig trof ik tussen alle onzin ook enkele zinvolle, logisch consistente verhalen aan. Het eerste echte inzicht ontstond midden 2015. Ik zag ‘That Sugar film’ van Damon Gameau. Een wat gedramatiseerde documentaire waarin de hoofdpersoon veel suiker gaat eten door middel van het eten van zogenaamd ‘gezonde’ producten (veel ‘low fat’-producten!). Hij drinkt dus geen frisdrank, en eet geen koekjes of snoep (!). De film is verguist door sommigen en wordt juist aangeraden door anderen. Voor mij was het een eye-opener. De samenvatting laat zich raden: suiker is echt heel slecht voor je.

Bevestiging van de conclusie kwam van een betrouwbare bron: de wereld gezondheidsorganisatie raadt volwassenen aan om niet meer dan 25 gram ‘vrij’ suiker per dag te eten, maar in ieder geval niet meer dan 50 gram per dag:

  1. WHO recommends a reduced intake of free sugars throughout the lifecourse (strong recommendation).
  2. In both adults and children, WHO recommends reducing the intake of free sugars to less than 10% of total energy intake (strong recommendation).
  3. WHO suggests a further reduction of the intake of free sugars to below 5% of total energy intake (conditional recommendation).
    Bron: WHO, ‘Sugars intake for adults and children’, Guideline, 2015, p. 4.

Ofwel, als je 2000 kcal./dag per dag binnen krijgt, dan komt aanbeveling 2 neer op 200 kcal./dag aan vrije suikers. Suiker heeft 4 kcal./gram, ofwel 50 gram suiker per dag. De wat minder sterke aanbeveling 3 stelt dat het bij 25 gram per dag moet blijven.

De term ‘vrije suikers’ vraagt wel wat uitleg. De WHO bedoelt daarmee alle suikers die niet in ‘intacte fruit en groente’ of in melkproducten zitten (p.7 van het hierboven genoemde document). Merk de term ‘intact’ op. Appels en sinaasappels bevatten dus geen vrije suikers, maar appelsap of sinaasappelsap zit er juist vol mee! Het verschil zit ‘m overigens in de vezels, die wel in hele vruchten zitten, maar niet in vruchtensap.

Geboren uit noodzaak

Zoals met veel van mijn nieuwe projecten, ontstond ook het idee om gezond te gaan leven uit een soort van noodzaak. Ik schaam me ervoor om het op te schrijven, maar op mijn top in 2015 was mijn BMI 32.7 (nee, in kilo’s durf ik het al helemaal niet op te schrijven). Dat had uiteraard een hele reeks aan oorzaken, zoiets gebeurt niet uit zichzelf. De ultrakorte samenvatting daarvan was dat ik in de periode 1998-2016 doodongelukkig was. Overigens was had ik ook daarvoor al wat overgewicht (BMI van 27), maar gemiddeld over de hele genoemde periode had ik obesitas (BMI >30). Bij medische keuringen waren ook telkens mijn suikerwaarde en leverwaarden verhoogd en de doktoren hadden al enkele malen gezegd dat ik minder zou moeten drinken. Ehh, ik heb nooit veel gedronken. Altijd hooguit sporadisch. Later leerde ik dat de verhoogde leverwaarden een teken waren van “Non-Alcoholic Fatty Liver Disease” ofwel NAFLD. Vreemd dat de doktoren de relatie met mijn overgewicht niet legden. Wellicht dachten ze dat mijn overgewicht juist een gevolg was van de vermeende overconsumptie van alcohol.

In het najaar van 2015 kwam het uitzicht op een fijner leven (helaas duurde het nog een jaar voordat het zich begon te effectueren). Mijn eigenwaarde nam weer toe en ik wilde van mijn overgewicht af. Het begin van een lange tocht.

Dag 13 – terug naar de auto

Om 06:00 wordt ik wakker van iemand die hout staat te hakken. Heh? Idioten. Nou, dan maar opstaan. Ik maak alles klaar, pak de tent helemaal droog in (bonus!) en ga onderweg. Het is een écht makkelijke trail. Superbreed, supermakkelijk. Onderweg kom ik over de Upper Kananaskis river, waarover een grote, stevige brug is gebouwd:

En ik loop in het bos. Aangezien het weer een warme dag beloofde te worden en ik het gisteren best warm heb gehad, zo midden op de dag, vond ik het een verademing dat ik lekker in een koel bos kon rondlopen. Heerlijk gewoon. De paden waren zoals ik het eigenlijk vooraf had verwacht voor de hele trip: lekker breed, behoorlijk vlak.

En al omstreeks 10:00 kom ik weer aan bij het Upper Kananaskis lake, waar de auto staat:

Nog net voordat ik bij de auto ben, komt een fotogeniek eekhoorntje nieuwsgierig kijken:

Een mooie afsluiting zo. Ik kom bij de auto aan, pak mijn spullen in en rij terug naar Calgary. Pas na 40 minuten rijden heb ik weer telefoonbereik. Ik bericht iedereen dat ik er nog ben en ga naar een Safeway (supermarkt), waar ik allerlei warme dingetjes eet. Dan naar de b&b, waar de kamer helaas nog niet klaar was. Nogmaals even naar de supermarkt. Nu eet ik echt te veel. Weer in de b&b aangekomen heb ik lekker gedoucht en probeerde ik te gaan slapen. Is uiteindelijk pas laat op de avond gelukt omdat het er zo gehorig was. Ik heb de bear bangers en de bear spray gedoneerd aan de b&b eigenaar (mag ze toch niet meenemen het vliegtuig in).

De volgende dag een uneventful tripje terug naar het vliegveld, waar ik mijn mail eens ben gaan doorakkeren. Er zat best wat leuke mail tussen en ook een leuke crypto die mij heeft beziggehouden in het vliegtuig naar Toronto. Ik heb de foto’s een beetje uitgezocht tijdens de vlucht; de hele tijd met een grote glimlach op mijn gezicht. Nog nooit zulke ontspannen vluchten gehad. Ik schreef wat lessen op die ik had geleerd. De laatste in hoofdletters: ‘DIT MOET IK VAKER DOEN!’

Op donderdagochtend kwam ik aan op Schiphol, met minder dan een uur vertraging. Ik werd onverwacht opgehaald; leuk! Begin van de middag was ik weer thuis. Anderhalve dag om te wennen aan het tijdverschil; zaterdag zie ik de kinderen eindelijk weer. Volgende week donderdag vertrekken we naar Zwitserland – een beetje wandelen in de bergen 😉

En dan nog 1 nabrander. Het eten. Ik had voor 13 dagen aan eten bij me, maar wist dat ik eigenlijk te weinig had. Tot mijn verbazing heb ik de hele trip vrijwel geen trek/honger gehad en hield ik eten over. Uiteindelijk blijk ik gemiddeld zo’n 1700 kcal/dag te hebben gegeten. Ofwel, als bijkomend voordeel van deze prachtige reis ben ik ook best wat afgevallen.

Dag 12 – toch nog een uitdaging

De nacht biedt nog een verrassing: om 01:15 wordt er opeens geknaagd aan de tent. Een stekelvarken (‘porcupine’)! De eerste nacht dat ik in Beatty Lake sliep, hadden anderen hem ook al gezien en had hij aan iemand zijn loopstok geknaagd. ‘Ze knagen aan alles met zweet eraan.’ En nu dus aan mijn tentstokken!

Ik trap een paar keer tegen mijn tent. Het geknaag houdt op. Ik spring mijn tent uit, kijk rond met de lamp, inspecteer de tent (geen zichtbare schade; hij heeft niet aan het tentdoek geknaagd gelukkig) en ga weer liggen. Een uurtje later herhaalt dit tafereel zich. Ik slaap vervolgens erg licht. Nee, dit was niet de beste nacht zo.

Ik sta vroeg op, maar blijf nog tot het middaguur op de camping, genietend van het prachtige uitzicht.

Pas omstreeks het middaguur heb ik mij losgerukt van dit uitzicht.

In 2 uurtjes loop ik naar Three Isle Lake, een populaire bestemming van dagjestoeristen. Ik kom langs de plaats waar ik eerder de grizzly zag. Ditmaal is hij niet te bekennen. Enerzijds wel jammer, anderzijds natuurlijk heel fijn.

Een week eerder zat op de weide rechts in beeld een grizzly. Nu is het er leeg.

Het is druk bij Three Isle Lake; ik zie meerdere groepjes hikers. Ook mensen die aan het vissen zijn, of liggen te zonnebaden. Ik ben opeens weer helemaal terug in de bewoonde wereld.

De afdaling vanaf Three Isle Lake is nog best steil en dat vonden mijn kleine tenen allesbehalve leuk. Maar het is te doen en leverde nog een aardig plaatje op:

Om 15:30 kom ik aan bij Forks campground, voor de laatste nacht in de wildernis. Alhoewel wildernis? Dit is een grote camping. 13 plaatsen; drie vuurplaatsen, een tweetal luidruchtige grote groepen (samen 15-20 man), en nog een gezinnetje. Ik praat nog wat met dat gezin en ga om 21:00 op bed. De trip was kort vandaag, maar het was alsnog zwaar. De kaars begint een beetje op te raken.

Dag 11 – de klim terug naar Beatty lake

Ik weet hoe fijn het is in Beatty lake. Ik heb daar nachten 3 en 4 geslapen. Nu heb ik een stuk van zo’n 15 kilometer af te leggen, dat eindigt met een enorme klim over een skreefield. Ik zie daar best tegenop.

Ik vertrek pas om 10:20. Dat gaf de gelegenheid om de tent te laten drogen (veel dauw), en gaf ook de tijd aan het bos om daar de dauw te laten verdampen. Ik wilde niet weer soppen in mijn schoenen!

Onderweg naar beneden kom ik een backpacker tegen, die zonder doel aan het wandelen was. Lijkt me ook heerlijk, al vind ik het ook wel weer fijn dat ik elke dag een bestemming/doel had.

Zo naar beneden lopend, zijn er ook best mooie plaatjes te schieten 😉

Bij de eerste river crossing tref ik een drietal dames, die Palliser lake als doel hadden voor vandaag. Direct na het oversteken van Leroy creek weer 2 koppels. Het is hier druk! Om 15:00 begin ik aan de klim omhoog naar Beatty lake. Het stuk waar ik tegenop zag.

Het begin van het pad is goed te zien. Het loopt door tot achter de rotsformatie rechtsboven.

Tja, hoewel het zwaar lopen was, viel het qua tijd nogal mee. In anderhalf uur loop ik iets van 200 meter omhoog over het skreeveld. Gelukt. En vlak voor 18:30 heb ik mijn eerste blik op Beatty lake:

Beatty lake is ook vanaf deze kant erg mooi!

Een uurtje later hoor ik stemmen. Hee, ga ik niet alleen zijn op de camping vannacht? Even later staan er vier mensen; zonder rugzakken, een beetje verwilderd uit hun ogen kijkend. ‘We moeten nog door naar Forks.’ (nog 7.5 kilometer lopen). ‘Waar moeten we heen?’ Ze bleken echt geen idee te hebben waar de trails liepen, hadden al een enorme route gelopen die dag en hadden dus nog best een stuk voor de boeg. Ik laat ze foto’s nemen van de trail die ze moeten lopen (had ik op mijn telefoon staan) en stel ze gerust: ze gaan daar echt wel aankomen voordat het donker is.

Ik ga heerlijk slapen. Voor de laatste twee dagen staan alleen afdalingen op de planning, van elk 7.5 kilometer. Eitje!

Dag 10 – een enorme afstand afgelegd!

Ralph lake ligt hemelsbreed 24 kilometer bij de auto vandaan. Dat was hemelsbreed. Lopend is het zelfs 55 kilometer. In 4 dagen af te leggen. De missie is om tijdig bij het beginpunt terug te keren. Ik heb misschien net even te lang genoten van mijn eerdere rustmomenten…
Ik vertrek om 07:45, met het doel om tot aan de grens van Banff National Park te komen. Banff ligt in Alberta (dus geen wildkamperen), maar als ik vandaag dichtbij die grens kan komen, dan red ik het wel. De route is niet erg aanlokkelijk: eerst een steile afdaling (te steil voor paarden), dan een eindeloos stuk over een weg omhoog. Opnieuw een zonovergoten dag. Een beetje schaduw was ook leuk geweest (toch klagen he, over het weer. Blijf Nederlander natuurlijk). Het is de verwachting dat ik vandaag weer mensen tegenkom. Dat is sinds dag 5 (Palliser river) niet meer gebeurd.

De klim is steil en soms wat lastig, maar, omdat het naar beneden gaat, niet extreem zwaar. Het gaat eigenlijk wel voortvarend. Ik had wel een nieuwe uitdaging: dauw. Ik liep de hele tijd tussen de lage struiken en tussen het hoge gras en daar lag zoveel dauw op, dat niet alleen mijn broekspijpen doorweekt waren, maar het ook in mijn schoenen liep. En wel zo erg, dat ik binnen een uur in mijn schoenen aan het soppen was. Dat is niet goed voor mijn blaren! Omstreeks 10 uur heb ik mijn schoenen leeggegoten, sokken uitgedaan, mijn linkervoet in een ballon gestoken die ik kort daarvoor had gevonden (en meegenomen – wilde geen troep achterlaten), en weer op pad. Deze situatie was allesbehalve ideaal.

Omstreeks 12:00 kwam ik aan op een kale helling, met daaronder grote machines voor bomenkap. Ik had de weg bereikt. Nu was het nog een tiental kilometer naar Banff. Opvallend: het trail dat ik net had gelopen, was afgesloten van deze kant.


Ik besluit na een half uurtje om middagpauze te houden op de weg. Ik zet mijn stoel op, schoenen uit, laat alles drogen. En ondertussen ligt mijn rugzak midden op de weg. Hee, er komt toch niemand langs.
Na 10 minuten hoor ik opeens een auto. Heh? Goed, ik haal snel mijn spullen weg; we zeggen hallo tegen elkaar en ze rijden door. Hmm, een lift was wel leuk geweest, maar ik zou me niet kunnen opdringen. Ik ga weer zitten en rust wat verder uit.

Nog geen 10 minuten later hoor ik weer wat aankomen. Nou zeg, het lijkt wel spitsuur! Ditmaal een quad, met 2 mensen erin met motorhelmen op. Ze stoppen, zetten de motor af en vragen of alles OK is. Ja hoor, ik rust alleen wat uit en laat mijn schoenen drogen. Hun motor was oververhit; ze hadden wel even. Ik vroeg hen wat hun plannen waren voor vandaag. ‘Just drive to the end of the road.’ Ehh, dat ga ik ook doen, maar dan lopend. Ik vertelde mijn einddoel van de dag en ik kreeg een lift aangeboden. In de quad was geen ruimte, maar ik kon wel achterop zitten, als ik wat zou inschikken en me goed vasthield. De motor was weer wat afgekoeld; ik stapte op. Elke 3 kilometer moesten we even stoppen omdat de motor oververhitte. Op één van de stops heb ik even geposeerd voor de foto:

Nee, ik heb er niet zelf in gereden. Door het net is nog net mijn rugzak te zien.

Het bleken Roger Bootsma en Kim te zijn. Een erg Nederlandse naam inderdaad: hij had Nederlandse roots. Zijn oom woont in Wolvega. Hij was enkele jaren geleden nog in Nederland op vakantie geweest en had al fietsend Friesland doorkruist. Grappig. Ik vertelde over wat ik had gelopen en hij had – 15 jaar geleden – het trail naar Ralph lake wel eens gelopen. Hij wist zich alleen nog te herinneren dat het zwaar was. Inderdaad; ik had het geluk dat ik naar beneden liep vanochtend.

En dan gaat het dus opeens snel. Ik rij met 30 km/h, in plaats van dat ik loop met 3 km/h. Minder dan een half uur later zijn we bij het einde van de weg. Er staan twee auto’s geparkeerd. Tot mijn verbazing stopte hij niet. ‘Nee, we kunnen nog een stuk doorrijden.’ Dit zei hij direct voor een riviertje, waar ik zeker mijn schoenen voor uit moest trekken en dat toch wel vrij diep lag. ‘Can this thing do that?’ Vraag ik nog, maar we gaan al, over de rivier.

Het trail is hiervoor gemaakt: het zijn twee sporen in plaats van 1. Tot mijn verbazing rijden we nog kilometers door het trail op, tot een punt dat het echt ophoudt. We zijn dan nog maar zo’n 500 meter van de grens van Alberta / Banff national park vandaan. Wow! Dit is waar ik wilde kamperen. En ik was er al om 14:00 in plaats van in de avond. Bij de laatste stop krijg ik nog wat te eten aangeboden. Een grote chocolate chip cookie, een granola bar, wat worteltjes. Met enige schroom neem ik ervan. Het voelt toch wel goed om eens wat anders te eten dan noten!

We lopen met zijn drieën door, naar Leman Lake, een meertje nét in Banff. Terwijl we de grens oversteken, bedenk ik me: vandaag ga ik verder komen dan gepland. Ik zal Banff inlopen, het helemaal naar het zuiden uitlopen, en kamperen nét na de grens, weer in Britisch Columbia/Height of the Rockies Provincial Park. Dat haal ik wel.

Lake Leman.

Bij Lake Leman nemen we afscheid – ik heb nog veel km’s af te leggen. Ik hoop erop dat ik rechts langs het meer kan lopen naar het hoofdtrail en ga vol energie op pad. Al na 500 meter stopt het trail. En dan bega ik mijn eerste fout van de dag: ik besluit om off-trail door te lopen in plaats van om te keren. Al bushwackend ging ik mijn weg naar het trail zoeken. Daarmee liep ik letterlijk vast: het bos is zó dicht begroeid, dat ik vast kwam te zitten. Er was werkelijk geen doorkomen aan. Ik ging weer een klein stukje achteruit en probeerde weer bij het meer te komen. Opnieuw maakte ik de fout om niet alsnog terug te gaan. Ik liep langs de oever van het meer – ik was al zo ver gekomen. De eerste paar honderd meter ging dat prima, maar toen liep ik vast: de oever werd een steile rotswand. Ik klom er nog een stukje langs, maar moest opgeven. Dan maar het water in. Ik waad door het meer, vlak bij de uitstroom. Het water was bezaait met dode bomen, die zich rondom de uitstroom verzamelden. Het water was hier ook te diep om te doorwaden. Grr, ik moest óver de boomstammen lopen.

Nu is het niet makkelijk om over drijvende boomstammen te lopen. Die dingen draaien (de zijtakjes waren allemaal wel afgebroken) en zinken als je erop gaat staan. Het waren enkele spannende minuten, maar kon tot de andere kant van de uitstroom komen. Nog 5 minuten later was ik weer op het trail. Ik was alles bij elkaar zeker een uur extra kwijt. Ik had écht veel beter terug kunnen gaan.

Maar goed, nu was ik op een trail in Banff. En dat is een hele andere ervaring dan de trails van de afgelopen dagen: dit trail kán je niet kwijtraken. Het is diep (soms zelfs wat te diep; levert kans op struikelen) en bij splitsingen zijn er zelfs bordjes. En als je dan een rivier over moest steken (in dit geval de Spray river), dan lag er een brug:

Zo wordt hiken wel een érg ontspannen bezigheid 😉

De omgeving is echter onverminderd mooi:

Een stukje van de ‘Great divide’, kijkend naar het zuiden, naar de (lage) Palliser pass.

Ik loop door naar Palliser pass, dat slechts zo’n 100 meter hoger ligt. Ik loop langs Belgium lake en zie tot mijn vreugde de bordjes die aangeven dat ik weer in het Height of the Rockies Provincial park terug ben. De reservering die ik had voor een kampeerplaats in Banff (een stukje noordelijker), laat ik graag voor wat die is. Ik ben een heel stuk dichter bij de eindstreep gekomen vandaag. Ik zet mijn tent op bij Palliser lake, waar de Palliser river ontpringt. De rivier die ik 5 dagen geleden nog met zoveel moeite heb doorwaadt. Het is inmiddels wel al na 20:00. Het is een zware, lange dag geweest. In totaal heb ik 29.7 kilometer afgelegd, waarvan zo’n 20 lopend. Al lopend heb ik een stijging van 900 meter en een daling van 1550 meter gedaan. Best veel al met al.

Mijn tentje, aan Palliser lake

Ik ben uiterst tevreden met het resultaat. De laatste dagen worden nu niet meer onmogelijk lang; ik lig bijna een hele dag voor op schema. Morgen de zware klim naar Beatty lake en dan twee dagen van slechts 7.5 kilometer, downhill. Heerlijk.

Dag 9 – hike naar Ralph lake

Hoe mooi het hier ook is, het wordt tijd om te gaan. Ik heb enkele zware hikes voor de boeg, ondanks dat ik de route al behoorlijk heb ingekort. Vandaag staat een zware hike voor de boeg. Eerst 200 meter omhoog, dan 300 omlaag, dan weer 300 omhoog, weer 200 omlaag. Het belooft wat te worden.

De luiken weer voor de ramen, brandhout aangevuld, kachel goed uitgebrand. Tijd om te gaan.

Ik begin om 08:15 aan de klim, de heuvel op waar ik de afgelopen dagen op uit heb gekeken. Al snel raak ik het trail kwijt. Ik vind het weer terug, maar het is wel duidelijk: hier loopt bijna nooit iemand. Uiteindelijk vind ik mijn weg naar boven, op de bergkam, waar ik een laatste blik kan werpen op het Queen Mary lake:

De bergkam. Ziet er misschien spannend uit, maar na de Northover ridge stelt dit toch écht niets meer voor. Was wel leuk om overheen te lopen.

Wat ik in het andere dal zie, is wat zorgwekkend. De voorgestelde route naar Ralph lake lijkt me onmogelijk om te volgen. Het loopt over een supersteil skreefield, met daaronder een vrijwel verticale rots. Ik kan ook geen trail ontwaren. Dit lijkt me te gevaarlijk.

De rode lijn geeft de voorgestelde route weer. Opmerkelijk was al dat dit een ‘route’ en geen ’trail’ werd genoemd. Er lijkt ook geen trail langs de bergwand te lopen.

Het lijkt me duidelijk: ik moet een andere route vinden door het dal.

Zie de kleine rode pijl. Daar moet ik naartoe. Van deze bergkam naar de volgende. De route over de steile helling rechts ga ik niet nemen; ik zal zelf mijn weg door dit dal moeten zoeken.

En zo gezegd, zo gedaan. Ik neem het minst steile gedeelte van het skreefield naar beneden en zoek mijn weg door de bossen en de struiken. Bushwacking – heb ik eerder gedaan deze trip. Onderaan in het dal aangekomen, voel ik me fantastisch.

Deze panoramofoto is gemaakt vanuit het dal. De rode pijl (links van het midden) geeft aan waar ik heen ga, de blauwe pijl (uiterst rechts) waar ik vandaan kom.

Ik realiseer me namelijk dat ik dit allemaal zelf doe. Ik ben waarschijnlijk de enige mens in dit dal. En waarschijnlijk is er ook niemand in het dal achter mij (waar ik vandaag begonnen ben). Je zou wellicht denken dat dit me angst inboezemt (er moet niets mis gaan hier. Ik ben off-trail in een gebied waar hooguit tien keer per jaar iemand komt), maar het voelt echt heerlijk. Na even uitgerust te hebben, begin ik aan de klim in de richting van de rode pijl.

En, zoals elke klim, viel ook deze tegen. Toch weer 300 of zo meter omhoog. Toch weer té steile stukken. Ik ben zelfs twee keer uitgegleden (was me nog niet eerder gebeurd deze trip). Bovenaan aangekomen (de rode pijl in de laatste foto hierboven), was dit uitzicht mijn beloning:

Het achterste meer is het doel van vandaag: Ralph lake.

Ook hier weer bleek het niet zo eenvoudig om naar beneden te komen. Weer zo’n skreefield, weer erg steil. Ik heb weer een lang stuk over sneeuw moeten lopen en dat was, omdat het zo steil was, behoorlijk eng. Inmiddels was de lucht weer wat betrokken en toen ik in het dal liep begon het lichtjes te regenen. Nog altijd was er geen trail te bekennen; er loopt géén trail tussen deze meren! Pas halverwege Ralph lake kwam ik weer een trail tegen en dat was ook meteen een erg goede. Om 16:30 was ik er. Tentje opzetten, water filteren, even uitrusten.

De blik terug over Ralph lake. De blauwe pijl geeft aan waar ik vandaan kwam. Het steile sneeuwveld eronder is goed zichtbaar.

Om 18:00 maak ik snel wat soep warm, maar de regen was me voor. Ik heb de soep in de regen staan opdrinken. Snel mijn eten opgehangen en naar bed. Al omstreeks 18:30 lig ik in de tent om te slapen. Waarom zou ik in de regen blijven staan?

Dag 8 – rustdag aan het Queen Mary lake

De hele cabin voelt als een escaperoom. Hoe werkt de olielamp? Hoe stel je luchtinlaat van de kachel af? Hoe zet je koffie met wat er aanwezig is? Hoe krijg ik het oliefornuis aan de praat? En overal lag van alles. Een oude militaire kaart van de omgeving (1977), een bak met spelletjes, slim gefabriceerde aanmaakblokjes (stukjes eierdoos met vet erin) én een gastenboek.

Ik heb lekker uitgerust. Mijn voeten hadden ook rust nodig. Met name de enorme blaar op mijn linkervoet begon een probleem te worden. Er was vuil in gekomen. Ik ben het terrein dus ook niet af geweest. Geen daghike vandaag. Ik heb alleen wat hout gehakt voor de mensen die na mij komen, mijn kleding gewassen in het meer en ik heb zitten lezen in het gastenboek (vanaf 2001). Er komen hier bijzonder weinig mensen. Echt maar een tiental groepen per jaar.

Hiermee heb ik koffie gezet. Ik weet niet zeker of ik het goed gebruikt heb – de koffie was hooguit acceptabel
’s Avonds lekker gelezen bij het warme licht van deze olielamp. Ik wil ook zo’n ding!

Dag 7 – de klim naar Queen Mary lake

Om 07:40 begonnen met lopen. Onderaan de route was een registratieformulier, in een afgesloten box. Opvallend was dat op 1 velletje papier alle registraties vanaf 2015 pasten. In 2019 waren er nog maar 6 registraties of zo. Eén daarvan viel op: iemand had als doel van de trip opgeschreven ‘QM cabin’. Ik weet dat er een park cabin is bij het Queen Mary lake, maar cabins zijn toch voor parkwachters? Ik begon langzaam een beetje hoop te krijgen dat die cabin misschien wel voor algemeen gebruik zou kunnen zijn. Nou ja, we zien wel. De route voorziet in vele crossings van de Queen Mary creek, waarna een stevige klim volgt. Netto moet ik 680 meter omhoog. Vooral tegen dat laatste zie ik op. De riviercrossings blijken allemaal vrij eenvoudig. Niets boven de knieën:

Queen Mary creek. Mooi om te zien, prima te doorwaden.

De klim viel, zoals verwacht, tegen. Omstreeks 14:00 uur zie ik het Queen Mary lake opdoemen. En ik zie een cabin. Ik ga er naartoe en zie dat het dichtgespijkerd is. ‘Private property’. Grrr. En dit was inderdaad de foto die ik tijdens de voorbereidingen thuis was tegengekomen als ‘de park cabin’. Maar er zat mij wel iets dwars: deze cabin staat niet op de plaats die is aangegeven op de officiële parkinformatie. Daarop staat een cabin verderop aan het meer.
Ik besluit om in die richting te gaan lopen. Ik zie in de verte in ieder geval een mooi grasveldje waar ik mijn tent zou kunnen opzetten. Tot mijn grote vreugde trof ik nóg een cabin aan aan het meer:

En waar ik nog blijer van werd: er stond een groot plakkaat op met daarop ‘for public use’. Ik heb de luiken van de ramen gehaald, de kachel aangestoken met het ruim beschikbare brandhout en heb mijn bezwete kleding gewisseld voor schone. Ik hoef vandaag geen tent op te zetten!

De park cabin

Ik besloot meteen dat ik hier nog een extra dag ging blijven. Dit is te mooi om meteen weer achter me te laten. De omgeving bleek uiterst fotogeniek, zeg maar gerust compleet off the chart-mooi:

De andere kant op genomen, in de ochtendzon

’s Avonds heb de olielamp aangestoken en lekker bij de warme kachel gezeten.